Kabelkeuze blijft een van de meest foutgevoelige onderdelen in ons vak. Te optimistisch rekenen met standaardtabellen, geen rekening houden met bundeling, temperatuur of installatiemethode: je ziet het dagelijks op de werkvloer. In deze gids krijg je een praktische aanpak voor het bepalen van de belastbaarheid van kabels, inclusief correctiefactoren, rekenvoorbeelden en een handige checklist. Geen droge theorie, maar direct toepasbare info voor kabels in buis, op goot of in bundel, met focus op de Nederlandse praktijk en de juiste normverwijzingen.
Wat betekent ‘belastbaarheid van kabels’ voor de praktijk?
De belastbaarheid van kabels geeft aan hoeveel stroom een kabel veilig kan voeren zonder dat de isolatie te warm wordt of de installatie onveilig wordt. Dit hangt af van diverse factoren zoals kabeltype, installatiemethode en omgevingstemperatuur.
Stationaire vs dynamische belastbaarheid (IEC 60287 vs IEC 60853)
- Stationaire belastbaarheid (IEC 60287): gaat uit van een constante belasting, typisch voor standaardinstallaties.
- Dynamische belastbaarheid (IEC 60853): relevant bij kortstondige piekbelastingen, bijvoorbeeld bij inschakelstromen.
Relatie met afzekering, spanningsval en thermische grenzen
- De afzekering (automaat/zekering) mag nooit hoger zijn dan de kabel aankan.
- Spanningsval bepaalt of de kabel lang genoeg is voor het vermogen; te veel spanningsval = risico op storingen.
- Thermische grens: isolatie mag niet warmer worden dan de opgegeven klasse (meestal 70°C of 90°C).
Normen en richtlijnen die je moet kennen
NEN 1010 en fabrikanttabellen: wat je wél en niet mag
- NEN 1010 is leidend voor kabelkeuze, afzekering en installatiemethode.
- Gebruik altijd de tabellen van de fabrikant voor actuele waarden, zeker bij afwijkende omstandigheden.
Praktijkrichtlijnen (o.a. NPR 3626) en wanneer je ze toepast
- NPR 3626 geeft praktische aanwijzingen voor aanleg, bundeling en correctiefactoren.
- Gebruik praktijkrichtlijnen bij situaties die niet 1-op-1 in NEN 1010 staan, zoals complexe bundels of installaties in de grond.
- Meer weten over recente normwijzigingen? Lees het artikel Belangrijke wijzigingen in de NEN 1010 Norm in 2024: Wat moet je weten?
Factoren die stroombelastbaarheid bepalen
Installatiemethode: in buis en bundel
- In buis (B1/B2): hogere thermische weerstand, vaak lagere belastbaarheid dan vrij in lucht.
- Op goot/vrij in lucht (C): beste afvoer van warmte, hoogste belastbaarheid.
- In de grond (E): afhankelijk van soortelijke warmteweerstand van de bodem (NL: typisch 1,0–1,5 K·m/W).
Bundeling en aantal belaste aders: reductiefactoren
- Bundeling: meerdere kabels samen = warmte kan minder goed weg; pas correctiefactoren toe (zie lijst hieronder).
- Aantal belaste aders: Hoe meer aders stroom voeren, hoe lager de belastbaarheid per ader (zie fabrikant- of NEN 1010-tabellen).
Bundelreductie quick check:
2–3 kabels: 0,8×
4–5 kabels: 0,7×
7–9 kabels: 0,5×
>9 kabels: 0,4–0,5×
Disclaimer: altijd corrigeren op installatiemethode, temperatuur én bundeling!
Omgevingstemperatuur en isolatieklasse (70°C/90°C)
- Omgevingstemperatuur: boven 30°C altijd correctiefactor toepassen; bij 40°C vaak 0,9× of minder.
- Isolatieklasse: 90°C isolatie (bijv. XLPE) kan meer stroom voeren dan 70°C (PVC), maar check of de eindapparatuur ook 90°C aankan.
- Werken bij hoge temperaturen? Check Zomerhitte en Elektrotechniek; Veilig werken bij hoge tempraturen.
Materiaalkeuze: koper vs aluminium en eenaderig vs meeraderig
- Koper (Cu): hogere belastbaarheid bij gelijke doorsnede, compacter.
- Aluminium (Al): lager gewicht, maar grotere doorsnede nodig voor dezelfde stroom.
- Eenaderig: makkelijker te koelen in bundel, vooral bij grotere stromen.
- Meeraderig: sneller te verwerken bij standaardinstallaties.
Snel aan de slag: rekenstappen + voorbeelden
5 stappen kabelkeuze (praktische checklist)
- Bepaal de benodigde stroom (I = P/U of vraag uit schema).
- Kies de installatiemethode (buis, goot, grond, vrij in lucht).
- Zoek de basiskabeldikte in de ampèretabel.
- Pas correctiefactoren toe voor bundeling, temperatuur, aders.
- Controleer spanningsval, afzekering en normatieve eisen.
Indicatieve kabeldikte ampère tabel (Cu, 70°C, vrij in lucht):
– 2,5 mm²: 21 A
– 4 mm²: 28 A
– 6 mm²: 36 A
– 10 mm²: 50 A
– 16 mm²: 68 A
Disclaimer: altijd corrigeren op installatiemethode, temperatuur en bundeling!
Voorbeeld 1: 2,5 mm² Cu in buis bij 30–40°C (1-fase, woningcircuit)
- Basistabel: 2,5 mm² in buis (B1): 18,5 A (NEN 1010)
- Bij 40°C omgeving: correctiefactor 0,91 → 18,5 × 0,91 = 16,8 A
- Bundeling met 3 kabels: factor 0,8 → 16,8 × 0,8 = 13,4 A
- Advies: maximaal 13 A continu bij deze situatie. Automaat max. 13–16 A (B-karakteristiek)
Voorbeeld 2: 3-fase 80 A, 30 m, koper vs aluminium (spanningsval + bundeling)
- Gevraagde stroom: 80 A
- Installatie: op kabelgoot, 3 eenaderige kabels, 30 m
- Basistabel: 25 mm² Cu = 94 A (goot), 35 mm² Al = 89 A
- Bundeling met 5 kabels: factor 0,7 → 94 × 0,7 = 65,8 A (25 mm² Cu onvoldoende)
- Spanningsval (Cu, 25 mm², 80 A, 30 m, 400 V): ΔU = (√3 × I × L × 0,00173)/A ≈ 2,3 V (toelaatbaar)
- Oplossing: kies 35 mm² Cu of 50 mm² Al, automaat C-karakteristiek
- Meer weten over spanningsval? Spanningsverlies berekenen: Praktische handleiding voor elektromonteurs (AC, DC, NEN 1010)
Kabeltype en toepassing
Wanneer YMvK kiezen i.p.v. XMVK (bundeling, UV, mechanische belasting)
- YMvK: geschikt voor bundeling, buiten (UV-bestendig), hogere mechanische belasting.
- XMVK: alleen binnen, niet geschikt voor zware bundeling of buiten.
- 70°C: standaard, 90°C: bij hogere belastingen of beperkte koeling, mits eindapparatuur het toelaat.
Brandklasse en omgeving (kelders, technische ruimten, buiten)
- Let op brandklasse (CPR, NEN 8012) bij openbare gebouwen en vluchtwegen.
- In vochtige ruimtes of ondergronds altijd kabel kiezen met juiste beschermmantel.
Installatie en veiligheid
Buigradius en maximale trekkracht (hulpmiddelen: trekveer, glijmiddel, trekkoord)
- Minimale buigradius: meestal 6–12× kabeldiameter (check fabrikant).
- Maximale trekkracht: 50 N/mm² voor koper, 30 N/mm² voor aluminium.
- Gebruik altijd trekveer, trekkoord en eventueel glijmiddel bij lange trajecten.
- Werk je in de meterkast? Lees tips in Wanneer moet je je groepenkast vervangen? Checklist voor monteurs
Vulgraad installatiebuis en scheiding zwak/sterkstroom
- Vulgraad: max. 40% van de doorsnede bij vaste leidingen (NEN 1010).
- Scheiding: zwak- en sterkstroom fysiek gescheiden, bij voorkeur met aparte buizen.
Controle: thermografie/temperatuur, documentatie en oplevering (NEN 3140)
- Gebruik thermografie om hotspots te detecteren bij oplevering.
- Documenteer kabelkeuze, metingen en correctiefactoren volgens NEN 3140. Zie ook NEN 3140 Inspecteur: De Praktische Gids voor Elektromonteurs
Veelgemaakte fouten en tips van de werkvloer
Te optimistische tabellen zonder correctie
- Altijd correctiefactoren toepassen; standaardtabellen zijn zelden direct toepasbaar.
Onjuiste bundelreductie of verkeerde automaatkarakteristiek
- Bundel nooit meer dan 3–4 kabels zonder strenge reductie.
- Kies de juiste karakteristiek (B/C/D) bij automaten; B voor standaard, C/D bij hoge inschakelstromen.
- Meer weten over selectiviteit? Selectiviteitsberekening (elektrische installatie): Praktische handleiding voor elektromonteurs
Vergeten spanningsval bij langere trajecten
- Bij lengtes >20 m altijd spanningsval controleren, zeker bij zware belastingen.
Samenvatting en volgende stappen
Kies je kabel nooit puur op basis van een algemene tabel. Check altijd de installatiemethode, pas correctiefactoren toe voor bundeling en temperatuur en controleer je eindkeuze aan de hand van spanningsval en afzekering. Raadpleeg fabrikanttabellen, NEN 1010, IEC 60287 en IEC 60853 bij twijfel en leg alles vast volgens NEN 3140. Bewaar deze checklist bij je gereedschap, zodat je altijd snel en veilig de juiste kabel kiest.












